Volgens Raad gaat Nederland de Kaderrichtlijn Water niet halen.

Nieuw rapport Raad voor de leefomgeving en infrastructuur.

Digitale Nieuwsbrief Lokaal-Limburg 60

Er is een tijd geweest dat in de Nederlandse media veelvuldig beelden te zien waren van sloten vol dode vissen, zwart water en heftige schuimvorming. Omdat vooral de grote rivieren in zo’n slechte staat verkeerden, ontstond de vrees voor een tekort aan drinkwater. Eén reden waren de grootschalige zoutlozingen in de Rijn vanuit Franse kalimijnen. We hebben het over de jaren zeventig en tachtig.

Die tijd ligt achter ons, weet ook Jan Jaap de Graeff. Hij is nu voorzitter van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur en is in die positie verantwoordelijk voor een opnieuw dringend advies aan het kabinet. Dat luidt dat Nederland de eisen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) niet gaat halen als in 2027 de klok twaalf uur slaat en de deadline verstrijkt.

Dat is alleen al vanuit bestuurlijk-praktisch oogpunt alarmerend. Nog los van ecosystemen, volksgezondheid en waterbeschikbaarheid. In landen als Spanje, Frankrijk en Duitsland zijn al rechtszaken gevoerd op basis van de KRW. Ook hier heeft actiegroep MOB een eerste proces aangekondigd.

De grote schoonmaak
Maar eerst terug naar die jaren zeventig. Jan Jaap de Graeff was nog geen dertig jaar oud toen hij in 1977 in dienst trad van Rijkswaterstaat, destijds een departementsonderdeel dat direct aan de minister rapporteerde. ‘Ik was toen betrokken bij de grote schoonmaak’, vertelt hij. ‘Tijdens de wederopbouw na de oorlog was een groot waterkwaliteitsprobleem ontstaan, omdat zowel gemeenten via hun rioleringstelsels als ook bedrijven vrij onbekommerd konden lozen op het oppervlaktewater. Toen is een grote operatie begonnen: de bouw van zuiveringsinstallaties, het schoonmaken van rioolwater en het opzetten van vergunningverlening voor bedrijven.’

‘Die enorme krachtsinspanning duurde tot aan de jaren negentig. Daarna leken de problemen grosso modo klaar. Men dacht: we zijn er wel zo’n beetje, al begonnen de problemen in de landbouw zich weliswaar al te manifesteren’, zegt De Graeff.

‘Daarom werd het begin van de Kaderrichtlijn Water in 2000 in de kringen van waterbeheerders gezien als: die is er vooral voor het buitenland. In de wereld van de waterschappen, waar ik toen werkte, gold met name de vraag of we bestuurlijk-organisatorisch toegerust waren op die nieuwe richtlijn. Dat alles verklaart mede het gebrek aan urgentie dat we sindsdien in Nederland hebben ervaren. Maar dat komt ook doordat dit sluipende problemen zijn. De chemische vervuiling van water wordt pas zichtbaar als die al een probleem is. Daarvan is PFAS een goed voorbeeld. Voor overbemesting geldt hetzelfde.’

De urgentie wordt niet gevoeld
De deadline voor de KRW lag ooit op 2015 en is twee keer met zes jaar uitgesteld. Over vier jaar is het zover, en moet Nederland als EU-lidstaat voldoen aan de op papier gezette eisen ten aanzien van de chemische en ecologische kwaliteit van kustwater, oppervlaktewater en grondwater. Ook de hoeveelheid aan oppervlaktewater en grondwater wordt in de gaten gehouden.

Afgezet tegen die eisen doet Nederland het niet goed. In 2019 voldeed driekwart van het oppervlaktewater niet aan de normen voor één of meer verontreinigende stoffen. In 2020 scoorde negentig procent niet voldoende wat betreft de biologische waterkwaliteit. De komende jaren moet de drinkwaterwinning flink worden uitgebreid om regionaal niet in de knel te gaan komen.

Vissen zonder PFAS
Zo kijkend naar al die cijfers verwordt Nederland waterland al snel tot een ontmoedigende boekhouding. Statistieken begeesteren niet. ‘Als je die KRW leest’, zegt De Graeff, ‘is daar niet doorheen te komen. Het is één onleesbare brei van letters. Dat wordt al gauw een technisch-juridische kluif waaraan je moet sabbelen om nog ergens terecht te komen. Maar daar gaat het niet om.’

Waar dan wel om? Raadslid Karin Sluis valt hem bij: ‘We willen toch kunnen zwemmen in water zonder blauwalg? We willen toch dat er zomers veilig water uit de kraan komt?’ De Graeff voegt toe: ‘We willen toch vissen in de Westerschelde zonder dat we van PFAS last hebben?’

Wat adviseert de raad?
Op zichzelf hebben de Nederlandse regeringen van de afgelopen twintig jaar genoeg beleid op papier gezet. Denk aan het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer, de Ketenaanpak Medicijnresten, en de Ketenaanpak Opkomende Stoffen. Ook zijn er stroomgebiedbeheerplannen, deel van het Nationaal Waterprogramma.

Maar de raad signaleert een overschot aan vrijblijvendheid en matige uitvoering. Meerdere waterschappen hebben, volgens raadslid Karin Sluis niet de benodigde vierde zuiveringstrap uitgevoerd, bedoeld om meststoffen te verwijderen. ‘De reden daarvoor heeft vaak met geld te maken, met de dan noodzakelijke stijging van waterschapslasten die waterschappen niet willen. Een andere reden is een gebrek aan ruimte, of schaarste aan menskracht.’

Tussen de oren
Een ander voorbeeld: als provincies of gemeenten een ruimtelijke ingreep doen (uitbreiding van een woonwijk, een nieuw bedrijventerrein), houden waterschappen die plannen tegen het licht door middel van een watertoets. ‘Dit is niet primair een juridisch debat, maar gaat vooral om de vraag of overheden die watertoets serieus nemen’, zegt De Graeff. ‘Passen zij hun plannen ook aan als die een ongewenst effect hebben op de waterkwaliteit of watervoorziening?  Het probleem zit hier volgens mij meer tussen de oren dan tussen de kaften van het wetboek, als je begrijpt wat ik bedoel.’

Nederland niet dichtregelen
Zo is er wel meer niet zo nieuw in wat de raad beschrijft, volgens Sluis. ‘Ik noem maar wat: er bestaat een vergunningverlening voor grondwateronttrekkingen. Daar zit een actualisatieplicht op, maar die moet dan ook echt uitgevoerd worden. Als bevoegd gezag moet je kijken: wat vind ik nog van deze vergunning, in hoeverre past die bij het halen van de KRW-doelen?’

Overigens wil de raad dat ook kleine grondwateronttrekkingen, bijvoorbeeld door agrariërs, vergunningplichtig worden als die plaatsvinden in droge gebieden. Minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat heeft dat vorig jaar van de hand gewezen, omdat een meet- en registratiesysteem naar zijn idee voldoende is om goed zicht te krijgen op het totaal aan grondwateronttrekkingen.

‘We zitten hier niet om Nederland dicht te regelen’, zegt De Graeff, ‘maar het waterkort wordt een steeds groter probleem. Als er schaarste is, is het een overheidstaak om te weten wat er gebeurt en om toe te delen.’

Boete uit Brussel
Ondanks al het beleid dat al op tafel ligt, schrijft de raad dat toch niet in alle relevante wetgeving de KRW-doelen hun afdruk hebben achtergelaten. Onvoldoende strikt zijn de regels voor meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en het lozen van gevaarlijke stoffen. De nieuwe Omgevingswet die voor de deur staat is volgens de raad nog minder verplichtend. In deze wet wordt de vergunningseis voor lozingen ten dele geschrapt.

Tot slot wil de raad graag dat zo snel mogelijk in beeld komt of deze nieuwe adviezen, samen met het al lopende beleid, wél voldoende zijn voor de KRW. Al was het alleen maar om straks geen boete van Brussel te krijgen.

(Bron: Binnenlands Bestuur)

Delen: