Handelingsperspectief: piepsysteem of actieve benadering?
Digitale Nieuwsbrief Lokaal-Limburg 66
Gemeenten worden opgeroepen om vanuit de bijzondere bijstand ondersteuning te bieden aan huishoudens.
Toeslagen en de Participatiewet zorgen ervoor dat inwoners in Nederland ten minste op bestaansminimum kunnen leven. Althans, dat is de bedoeling. Door een complexe samenloop van toeslagen en regelingen leeft een groep van ongeveer 10.000 huishoudens al jaren onder de armoedegrens. Want deze huishoudens ontvangen te weinig huur- en/of zorgtoeslag of moeten deze achteraf (deels) terugbetalen. Daardoor lopen deze huishoudens jaarlijks tussen de € 200 en € 1.500 mis.
Langlopend probleem
Al eind 2016 trok de Nationale ombudsman aan de bel. Hij schetste in zijn brief aan de toenmalige staatssecretaris een aantal situaties waarin inwoners een te laag netto-inkomen overhielden en deed suggesties voor oplossingen. Ondanks een aantal reacties vanuit politiek en overheid veranderde er niets.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde op 27 september 2022 dat de gemeente Arnhem een echtpaar moest compenseren voor gemiste toeslagen. Het echtpaar in deze zaak had een combinatie van een aantal uitkeringen, waarmee het een netto-inkomen op bijstandsniveau had. Door deze combinatie van inkomsten kwam het bruto-inkomen echter hoger uit dan bij een (echt)paar dat alleen bijstand ontvangt. En het bruto-inkomen is bepalend voor de hoogte van de huur- en zorgtoeslag. Daardoor ontving het echtpaar minder toeslagen dan als het alleen bijstand zou krijgen.
De uitspraak van de CRvB was voor de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR) aanleiding deze problematiek opnieuw onder de aandacht te brengen. Dit leidde tot Kamervragen en de beantwoording daarvan.
En inmiddels is ook een voorlopig handelingsperspectief van de minister aan gemeenten verschenen over hoe ze hier voorlopig mee om kunnen gaan.
Voorlopig handelingsperspectief
In het handelingsperspectief roept de minister gemeenten op vanuit de bijzondere bijstand ondersteuning te bieden aan huishoudens:
- waarbij in 2023 de toeslagen lager zijn vastgesteld dan bij huishoudens die een volledige bijstandsuitkering genieten; of
- die als gevolg van deze problematiek een terugvordering van toeslagen over 2022 hebben gekregen.
Deze voorlopige oplossing geldt voor huishoudens met de volgende kenmerken:
- Er is sprake van een (echt)paar. Eén partner heeft een loondervingsuitkering (WW, WIA etc. van het UWV of een particuliere inkomensverzekeraar en eventueel een aanvulling vanuit de Toeslagenwet) en de andere partner geen of een zeer klein inkomen; en
- Het netto-inkomen ligt onder de bijstandsnorm voor echtparen, waardoor het paar mogelijk recht heeft op een aanvullende bijstandsuitkering of deze al ontvangt; en
- Het paar ontvangt zorg- en/of huurtoeslag.
Voor de jaren vóór 2022 komt mogelijk een landelijke oplossing; gemeenten wordt gevraagd daarover nog geen compensatie te verstrekken.
Piepsysteem of actief benaderen?
Het ministerie gaat uit van een piepsysteem; betrokken huishoudens moeten zich zelf bij de gemeente melden. Het LOSR pleitte in haar brief juist voor een actieve benadering van de doelgroep, omdat deze vaak niet weet wat de mogelijkheden zijn of niet goed om aanvulling durft te vragen. Die actieve benadering wordt – breder – ook onderschreven door de uitkomsten van een onderzoek dat wordt beschreven in het artikel ‘Tegengaan van niet-gebruik in de bijstand’ van Zorg&Sociaalweb. Daarin vindt u een aantal praktische tips hoe u dat als gemeente kunt doen.
Pakt u het zo aan als het ministerie dat lijkt voor te staan, dan zijn daar zeker voordelen aan verbonden. U helpt de mensen die zich bij u melden. Dat kost u wat tijd en de bijzondere bijstand die u als compensatie voor de gemiste toeslagen uitkeert. Een groot nadeel is, dat u hiermee alleen de mensen helpt die de weg naar u weten te vinden.
Kiest u voor de actieve benadering? Dan gaat u dat extra tijd, energie en geld kosten. U zult moeten vaststellen wie uw doelgroep is. Voor de mensen met een aanvullende bijstandsuitkering is dat nog relatief eenvoudig. Lastiger wordt dat bij de groep die (nog) niet in beeld is. Een mogelijke (indirecte) ingang tot deze groep kan zijn via vroegsignalering.
Uw medewerkers zullen deze mensen moeten benaderen. Vermoedelijk krijgt u hierdoor meer aanvragen, waardoor u meer tijd kwijt bent aan het maken van berekeningen en het toetsen van het recht op (bijzondere) bijstand. De verwachting is dat de meeste mensen uit uw doelgroep inderdaad onder de armoedegrens leven. Omdat u zo een grotere groep bereikt, zult u ook meer bijzondere bijstand moeten verstrekken. En misschien zelfs meer algemene bijstand, als het gaat om stellen die nog geen aanvullende bijstand hadden aangevraagd.
Waarom zou u dan toch voor laatstgenoemde, meer ingewikkelde variant kiezen?
Kort gezegd: om recht te doen. Het gaat om een kwetsbare groep mensen, die vaak al jaren al het mogelijke doet om de eindjes aan elkaar te knopen. Dat lukt maar niet, want die eindjes zijn te kort; ze leven immers onder het minimum dat de overheid als aanvaardbaar heeft vastgesteld.
Uit een pilot in Nijmegen, waar de gemeente paren met een aanvullende bijstandsuitkering actief benaderde, bleek dat vrijwel iedereen die door de gemeente werd gebeld inderdaad te weinig toeslagen had ontvangen. Vaak over meerdere jaren. Bovendien waren de meeste inwoners blij met het telefoontje.
Misschien zijn dit voor u argumenten die het extra werk meer dan goed maken. En wie weet helpt een actieve houding van u als gemeente het vertrouwen van de inwoners in de overheid weer een beetje terug te winnen. Waar kiest u voor: een piepsysteem of een actieve benadering vanuit uw gemeente?
(Bron: Binnenlands Bestuur)