Altijd maar dat beschuldigende vingertje naar onze waterschapsfractie!

Geruime tijd na de wateroverlast  die Limburg trof en die veel, met name Zuid Limburgers diep geraakt en getroffen heeft, worden de contouren duidelijk hoe onze waterschapsfractie moet reageren en op wat voor maatregelen de inwoners van Zuid Limburg mogen rekenen om wateroverlast tot een minimum te beperken.

 Maatregelen echter die niet overal met enthousiasme ontvangen zullen worden daarom willen de waterschappers van lokaal Limburg nader uitleggen en motiveren waarom de toenmalige waterschappen in het verleden tot deze standpunten zijn gekomen

Veel mensen en sommige politieke partijen wijzen beschuldigend naar de waterschapsfractie (s) wanneer er wateroverlast is. Wanneer putdeksels in de straat omhoog komen en wanneer water van voor naar achter door het huis stroomt, worden wij, de waterschappers van Lokaal-Limburg er direct op aangekeken alsof wij niets doen. Maar is dat wel terecht?

De norm: Feiten en fabels

Sommige partijen beweren dat het waterschap in het verleden bewust heeft gekozen voor T = 20 in Zuid-Limburg en zet daarmee zo de inwoners op het verkeerde been. Ze suggereren dat Zuid-Limburg ook T = 100 of zelfs, net als Rotterdam, T = 10.000 zou moeten krijgen. Maar dat is appels met peren vergelijken. De omstandigheden in Zuid-Limburg zijn totaal anders dan in laaggelegen gebieden zoals Rotterdam.

Waarom T = 20 en niet T = 100?

Wat betekent T = 100? Dit houdt in dat wateroverlast pas wordt verwacht bij een extreme regenbui die gemiddeld eens in de 100 jaar voorkomt. In Zuid-Limburg is wateroverlast een terugkerend probleem, vooral in gebieden zoals Valkenburg en Meerssen. Veel inwoners vragen zich af waarom hier dan gekozen is voor T = 20.

Het antwoord ligt in het landschap: Zuid-Limburg is een heuvelachtig gebied. De hellingen zorgen ervoor dat regenwater razendsnel naar beneden stroomt en zich ophoopt in de dalen en oude stadscentra. Steden zoals Valkenburg en Meerssen zijn historisch zo gebouwd dat zij direct langs – of zelfs bijna in – waterlopen zoals de Geul en de Gulp liggen. Dit maakt het technisch en ruimtelijk zeer moeilijk om waterberging op hetzelfde niveau als andere delen van Nederland te realiseren.

Wie heeft bepaald dat T = 20 de norm is?

De norm is een gezamenlijke beslissing van het Rijk, de provincie en de waterschappen. De voormalige waterschappen hebben hierin een rol gespeeld, maar de uiteindelijke norm is gebaseerd op hydrologische modellen, kosten-batenanalyses en ruimtelijke haalbaarheid. Dit is dus niet een eenzijdige keuze van het waterschap, maar een bredere politieke en economische afweging.

Waarom is T = 100 in Zuid-Limburg praktisch onmogelijk?

Om Zuid-Limburg op T = 100 te brengen, zouden ingrijpende maatregelen nodig zijn:

  • Aanleg van extra waterbuffers en retentiegebieden.
  • Verbreding en verdieping van beken en rivieren.
  • Aanpassing van bebouwing en infrastructuur, wat betekent dat huizen en hotels direct langs waterlopen moeten worden afgebroken en elders opnieuw opgebouwd.

De geschatte kosten voor zulke maatregelen lopen in de miljarden euro’s. Bovendien zouden grote stukken natuur moeten worden aangepast en zouden hele wijken sociaal ontwricht raken. Dit maakt een overstap naar T = 100 niet realistisch.

Wie is verantwoordelijk bij wateroverlast?

Wanneer straten onderlopen en putdeksels omhoog komen, vragen inwoners zich af wie verantwoordelijk is. In Nederland zijn verschillende instanties betrokken bij waterbeheer:

  • Waterschappen beheren de waterwegen, dijken en gemalen en zijn verantwoordelijk voor de afvoer van regenwater naar grotere rivieren en zeeën.
  • Gemeenten zorgen voor de afwatering in woonwijken en onderhouden het rioolstelsel.
  • Rijkswaterstaat beheert de grotere rivieren en de landelijke waterinfrastructuur.

Wateroverlast door extreme neerslag betekent vaak dat riolen en beken de enorme hoeveelheden water niet snel genoeg kunnen afvoeren. Dit is geen gevolg van falend beleid van het waterschap, maar een combinatie van natuurlijke omstandigheden en de fysieke grenzen van de infrastructuur.

Tot slot: De spagaat waarin wij, de waterschappers van Lokaal Limburg zitten

De Waterschappers van Lokaal-Limburg zijn zeer begaan met de inwoners die getroffen worden door wateroverlast. Wij vinden het vreselijk als huizen en bedrijven schade oplopen. Maar wij moeten, net als gemeenteraadsleden en Provinciale Statenleden, wikken en wegen. Elke euro die we uitgeven, komt immers uit de portemonnee van onze inwoners.

💡 Wist u dat het waterschap géén geld van het Rijk krijgt? De kosten voor waterbeheer worden volledig betaald via de waterschapsbelasting. Als we miljarden uitgeven om huizen, hotels en infrastructuur te verplaatsen, betekent dat een forse verhoging van de waterschapsbelasting voor álle inwoners. Is dat wenselijk? Dat is de moeilijke keuze waarvoor wij staan.

Laten we samenwerken aan realistische en haalbare oplossingen, in plaats van telkens met het beschuldigende vingertje naar onze waterschappers te wijzen!

Delen: